Guus Janssen (1951)
Streepjes (1981)

Guus Janssen studeerde compositie bij Ton de Leeuw aan het Amsterdams Conservatorium. Aan hetzelfde instituut studeerde hij piano bij Jaap Spaanderman en hoewel die hem adviseerde als concertpianist door te gaan, koos hij er voor verder te gaan met het spelen in improviserende groepen en daarnaast te componeren. Zijn interesse in een vertekende muzikale werkelijkheid ziet Janssen 'als een gevolg van het feit dat we muzikaal gezien op dit moment toch wel in een lichtelijk ontwortelde periode leven'. In een intervieuw uit 1990 meldt hij: "ik ken veel mensen die weinig contact met de hedendaagse gecomponeerde muziek hebben en ik luister zelf ook naar heel veel andere genres. Het is een merkwaardige situatie dat componisten meestal niet zelf spelen, maar op hun kamer zitten en één keer per jaar een stuk in première horen gaan. Het feit dat ik als pianist optreed, betekent niet dat ik precies weet hoe de wisselwerking tussen muziek en publiek werkt, maar het zorgt er wel voor dat ik op een tamenlijk vanzelfsprekende manier voeling houd met de situatie waain een concert plaatsvindt: er klinkt muziek en er zijn mensen."

"als ik voor honderd procent componist zou zijn, zouden de problemen rond de muzikale traditie voor mij veel groter worden. Een première gaat dan veel zwaarder wegen. Nu kan ik ook vreselijk veel kwijt in mijn geïmproviseerde muziek. Ik denk dat ik daardoor andere noten schrijf dan iemand die puur vanuit de traditie als componist werkt"

Naar aanleiding van Streepjes uit 1981, schreef Janssen: "Ik wilde een nieuw strijkinstrument ontwerpen dat alleen natuurlijke flageoletten zou produceren. Daartoe ontstemde ik bij elk van de vier strijkers die samen het 'klassieke strijkkwartet' vormen, één snaar zodanig dat ik, uitgaande van vier boventonen per snaar, een chromatische toonladder kon realiseren met ongeveer de omvang als die van een hobo plus een aantal tonen erboven en eronder. Dit alles was ontstaan uit mijn weerzin om aan de bestaande strijkwartetliteratuur nog een 'klassiek' strijkkwartet te moeten toevoegen. Het enige wat ik nog kon ondernemen was grensgebieden zoals natuurlijke flageoletten, te onderzoeken."

Streepjes bleek een zeer succesvol resultaat van dat onderzoek: in de achtien jaar van zijn bestaan voerde het Mondriaan Kwartet geen enkel ander werk zo dikwijls uit.