Charles Ives (1874 - 1954)
Strijkkwartet no. 1 (1896) ‘A Revival Service’

De Amerikaanse componist Charles Ives (1874-1954) werd geboren in Danbury, Connecticut. Zijn eerste en meest invloedrijke leraar was zijn vader, George, die muziekleraar en dirigent van de plaatselijke harmonie was. Zijn vader experimenteerde graag met instrumentale klanken en liet de jonge Charles kennismaken met begrippen als politonaliteit. Behalve George Ives hadden tevens de bezienswaardigheden en de geluiden van Danbury een enorme invloed op Charles en op zijn onconventionele benadering van muziek. Vaderlandslievende fragmenten, hymnen en marsmuziek combineerde hij met de onconventionele compositie techniek, die zijn vader hem geleerd had. Hij was niet werkelijk geïnteresseerd in de stijlvormen van zijn tijd. Nog minder was hij geïnteresseerd in wat de muziekcritici over hem schreven. Karakteristiek voor zijn onafhankelijke houding was, dat hij vond, dat een componist zijn brood niet behoorde te verdienen met componeren, maar zichzelf op een andere manier moest onderhouden. Zijn enorme oeuvre heeft hij verwezenlijkt in de avonden en weekends (wanneer hij tenminste niet als organist of koorleider hoefde te werken). Overdag werkte Ives bij een verzekeringsmaatschappij. Hij publiceerde zelf zijn eigen werk en zorgde ervoor, dat het uitgevoerd werd. Zijn eerste uitvoeringen zorgden voor een waar schandaal. Pas na zijn dood kwam de erkenning voor het belang van zijn composities.

Strijkkwartet no. 1 (1896) ‘A Revival Service’
Ives schreef zijn eerste strijkkwartet op 22 jarige leeftijd, toen hij nog studeerde aan de universiteit van Yale bij Horatio Parker. Pas in 1961 werd het uitgegeven. Officieel schreef Ives zijn strijkkwartet in vier delen, maar hij speelde de laatste drie zelf als een orgelwerk met als titel ‘A Revival Service’. Het eerste deel kwam hierdoor los te staan van de rest en werd door Ives ondertussen gebruikt als materiaal voor het derde deel van zijn vierde symfonie. Pas veel later weer werd het teruggevonden door een van zijn leerlingen.
In het eerste deel, Andante con moto, een fuga in C, horen we gedeelten van hymnen.
Het tweede deel, Allegro, is basis voor een dansachtig thema, rustiek van karakter, gevolgd door een middeldeel, waarna het materiaal van het eerste gedeelte weer terugkeert in een allegro con spirito.
Het derde deel is in A-B-A vorm geschreven. Het ‘A’ gedeelte is gebaseerd op een expressief thema, wat zich kort ontwikkelt. Onverwacht verandert de toonsoort en volg er een intermezzo van 5 maten allegretto animato in 2/4 maat gevolgd door een 5 maten durend poco meno mosso e marcato.Daarna verandert de toonsoort weer abrupt en een lyrisch andante con moto volgt. Deze plotselinge veranderingen van stemmingen en thematisch materiaal waren buitengewoon voor het jaar 1896. Hierna keert het ‘A’ gedeelte,adagio cantabile, weer terug en het deel sluit rustig af.
Het vierde deel is een kolossaal postludium gebaseerd op een kerkgezang. Ook dit deel is in A-B-A vorm en ook hier verandert de tonaliteit in het ‘B’ gedeelte, waarna de toonsoort weer terugkeert naar G , even voor de reprise van het allegro marziale. Aan het eind van het deel spelen de eerste viool en altviool in _ maat, terwijl tegelijkertijd de tweede viool en cello in 4/4 maat spelen, een opmerkelijk experiment in 1896!